

|
|
de vrijgezel
hij schrokt zijn eten op de bank
slikt brokken weg met te veel drank
hij kijkt naar jongens achter glas
en denkt aan hoe het vroeger was
toen liefde kon, had hij bezwaren
tegen vlekken, sproeten, haren
een stem, een geur, een zenuwtrek
hij vond bij ieder een gebrek
zijn vel werd door de tijd bekrast
er kwamen scheuren in zijn bast
hij ziet de jongens op de straat
en weet: het is voorgoed te laat
|