|
|
de dichter
hij wil mooie verzen schrijven
over de stem, de frisse lach,
de huid, het haar, de oogopslag,
de kracht van jonge mannenlijven.
zijn zinnen vormen geen sonnet,
hij vindt helaas de woorden niet,
de toon niet voor een liefdeslied,
hij is te moe, hij gaat naar bed.
hij hunkert naar een echte maat,
een levensvriend, een kameraad
die hem weer kracht en vreugde geeft.
zijn lichaam kust en voor hem leeft
hem strelen wil met zachte hand,
zo glijdt hij weg in dromenland.
|