
|
|
De jurk
Lang geleden was ik met een oudere man een week in Londen. Op zijn kosten,
ik was een arme student. Ik kende hem pas kort en vroeg me dan ook af of ik
niet als een veredelde hoer was meegenomen. Maar neen, de vriendschap ging
dieper en bovendien had hij met dat geld vele uurtjes liefde kunnen kopen.
We stonden laat op, breakfastten in het hotel of lunchten in de stad. 's
Middags gingen we subway in en uit, bekeken we monumenten, musea en mensen.
We dineerden in dure restaurants - voor het eerst proefde ik slakken en
kikkerbilletjes - of aten van een lopend buffet. Daarna haastten we ons naar
een schouwburg of bioscoop.
Lauren Bacall speelde een loeder in een blijspel van Coward, ze kreeg open
doekjes bij elke opkomst. Ook bij "Hair" reageerde het publiek enthousiast.
We zagen "Un chant d' amour". Deze lofzang van Genet op gevangeniserotiek werd gevolgd
door een Warholfilm: een mooie jongen vond zijn tepels onmannelijk en liet
ijzerdraad in zijn borst rijgen om ze weg te snijden. Ik viel bijna flauw en
hield minuten lang mijn ogen dicht.
In een buurtpub traden travestieten op. Ik zat op een hoge barkruk en kon
elke beweging goed zien. In hoog tempo schreden of schommelden de diva's
over het podium. Ze zongen over de liefde, over matrozen en soldaten. De
kleinste gaf goede imitaties van Dietrich en Piaf. De andere twee schudden
ordinair met hun boezem en trokken scheve bekken. Lonkend en heupwiegend
vormden ze een parodie op het vrouwelijk geslacht. Het optreden duurde een
uur. Mijn vriend moest naar het toilet, ik kreeg een nieuwe pul bier.
De dikste travestiet kwam achter het gordijn weer te voorschijn. Hij nam
plaats op de kruk naast me. Een goudkleurig gewaad streek zwaar langs mijn
lichaam. De barman schoof een whiskey naar hem toe, die als water gedronken
werd. De "dame" bestelde opnieuw. Die nylons kenden betere tijden, vond ik.
Zweet verkleurde het witte poeder op zijn gezicht, de lippen waren smerig
vetrood. Niet zo staren, dacht ik. Het was al te laat. Achter waanzinnig
grote wimpers loerden zijn varkensoogjes naar me.
De platinablonde pruik kriebelde tegen mijn hoofd, toen er iets in mijn oor
geknauwd werd. Ik rook een zware parfumgeur. Een hand drukte op mijn knie.
Toen ik die weg wilde duwen, werd mijn rechterarm vastgeklemd. Ik voelde zijn
mollige vingers naar mijn kruis glijden. Zenuwachtig blozend probeerde ik me
los te wriemelen, maar Marilyn was sterker en kneep weinig zachtzinnig in
mijn jongensvlees.
Verzin een list, dacht ik. Wat kon ik doen? Mijn vriend stond verderop te
praten en had niets in de gaten. Scherpe nagels pulkten aan mijn
ritssluiting. Ik keek wanhopig rond. Er keek niemand naar ons. Ik pakte met
mijn linkerhand mijn glas en goot het leeg in de schoot van mijn belager.
Hij vloekte, liet me los en sprong op. Onder hoongelach verdween ze,
wankelend op hoge hakken, uit mijn leven.
Mijn vriend kwam naar me toe. In het kroeglawaai kon ik me niet
verstaanbaar maken. Buiten vertelde ik wat er gebeurd was. Voor de
verandering waren we vroeg op onze hotelkamer. We douchten, wreven elkaar
warm en droog en kropen in bed. We hadden nog veel plezier om de vochtplek
op de buik van miss Monroe. Het werd een vrolijke lange nacht.
Olaf Korder
|