
|
|
De nacht met de witte poedel
Overal jongens: op straat, in bussen en treinen. Ik
baadde me in hun schoonheid, het geluid van hun stemmen. Op
school en in collegezalen bestudeerde ik die prachtige
lichamen. Dromen kon ik van hun frisse, blonde of donkere
hoofden. Elke jongen kon de ware zijn, maar ze bleven
onbereikbaar. Door verlegenheid verlamd sprak ik mijn
verlangen niet uit. Zoals bij Michael, die dag toen hij
huilend langs kwam. Hij was door zijn vader geslagen om zijn
rapport. Ik kon geen woord uitbrengen. Hij was vijftien, ik zeventien en
laf verzweeg ik mijn liefde.
Bijna een jaar geleden had ik iets beleefd met een
schoolvriend, die in Enschede studeerde. Ik wilde veel en
mocht wel iets: zijn onderlichaam reageerde. Zijn gezicht was
taboe, mijn kussen werden afgeweerd. Van opwinding kon ik me
niet ontladen, van spanning sliep ik niet. Urenlang verkende
ik zijn slapende lichaam. Die ochtend gingen we uit elkaar
alsof er niets gebeurd was. Nog altijd zeurde de pijn.
Ik besloot te adverteren. Op de tekst 'Utrecht, jongen 20
jaar zoekt vriend voor liefde en seks' ontving ik elf
reacties, varierend van enkele regels tot uitvoerige
voorstellen. Kees probeerde te imponeren met zijn artistieke
boetiek. Bas stuurde fotokopieën van zijn zwaargeschapen
mannelijkheid. Ruud krabbelde: 'Vrijdags savond kan je komen
en smorgens terug. Ik maak een kantoor schoon dat is seef'.
Maar twee echt aardige brieven: helaas had Peter een ant-
woordapparaat, waarop mijn stem geen indruk maakte en bleef
Richard achter zijn postbus verborgen. Op deze manier kwam ik
niet aan de man.
Enkele weken later ontving ik nog een brief: 'Ik ben wat
laat met reageren, maar ik hoop toch nog iets van je te
horen. Ik ben 29, slank, 66 kg, blond, 1.75 meter. Ik wil je
uitnodigen voor enkele dagen met mij tussen Kerst en
Nieuwjaar. Ik zal je heerlijk verwennen met liefde en seks.
Veel liefs en groeten van Martin.' De warmte keerde in mijn
lichaam terug. Martin! Zijn achternaam klonk ook al zo mooi.
Nerveus en vastberaden belde ik hem. Ik smolt bij zijn stem,
dacht nog uren aan ons gesprek.
De volgende dag: 'Nadat je gebeld had, wilde ik nog even
een briefje sturen. Ik heb uitgezocht welke bus je het beste
kunt nemen. Ik verlang erg naar je komst. Je mag net zo lang
blijven als je wilt. Tot heel, heel gauw.' Hij belde
regelmatig, meestal als ik niet thuis was en mijn hospita de
boodschap aannam. Die vond dat spannend. 'Je vriend heeft
weer gebeld.' De bloemist bezorgde een kerstster. Voor
haar van Martin, omdat ze zo vriendelijk was aan de telefoon.
Het werd 27 december, de dag van de ontmoeting. De route
was uitgestippeld. Met de intercity naar Eindhoven, dan een
slome rit in een vrijwel lege bus. Uitstappen, orienteren,
zoeken en lopen. Ik belde aan. Martin deed open. Ik moest
hevig slikken. In de woonkamer lag een witte poedel. Overal
tere meubeltjes, Griekse beeldjes, semi-antiek. Dat was
Martin. Ik mocht zitten in een lekkere stoel. De hond
wreef langs mijn benen, likte mijn handen.
'Ik heb een kalkoen in de diepvries en rollade. We
zullen smullen' zei Martin. 'Ik haal mijn reiskosten er wel
uit', dacht ik en luisterde naar zijn verhalen. Hij liet me
een album zien met foto's van carnaval. Op de meeste stond
een knappe, vrolijke jongen centraal. Hij had jarenlang met
deze Eduard samen gewoond, maar de jongen wilde zijn vrijheid
en was er vandoor gegaan. We kwamen de avond door met praten
en zwijgen, muziek en hapjes. 'Word ik ook zo?' dacht ik.
De tijd verstreek en we verhuisden naar de slaapkamer.
De hond mocht mee. We kleedden ons uit en lagen zwijgend bij
elkaar. Martin trok me naar zich toe. Ik rook zijn vreemde
zoete geur. Hij liet zijn vingers over mijn rug glijden en
kneep in mijn vel. Hij likte over mijn buik en borst en
sabbelde aan mijn tepels.
Opeens sprong de hond op het bed en duwde zijn kop tussen
ons in. Het dier werd op de gang gezet en krabde jankend nog
lang aan de deur. In de duistere kamer werd het liefdesspel
voortgezet. Martin betastte mijn lichaam en kneedde mijn
huid. Hij ging op me liggen en schuurde onze onderlichamen over
elkaar. Het deed pijn. Zijn huid plakte, het zweet parelde op
zijn kalende schedel. Met elke beweging groeide mijn wanhoop.
Hij hijgde steeds heviger en kwam kermend klaar. 'Nu jij
nog', zei hij en ontfermde zich over me. Hij pompte
en perste, kneep en trok. Zonder vreugde kwam het zaad.
'Nu gaan we slapen', zei Martin. Ik was stil en bewoog me
niet. Het zal voorbij gaan, dacht ik, aan alles komt een
eind. Ik dacht aan Michael over wie ik in het schoolblad
schreef: "Wie is als God - die mij het spreken leerde - en
hulp gaf met wat woorden - als ik alleen ben, fluister ik je
naam - een ongelovige - heeft niet het recht op meer".
De kamer werd kouder, de duisternis volkomen. Vreemde
geluiden hielden me nog lang uit mijn slaap.
Martin zat in de keuken. Hij keek vreemd op toen ik
binnenkwam. 'Joh, moet je luisteren', zei hij. 'Mijn vriend
belde net uit Belgie. Of ik hem op wil halen, hij zit zonder
geld. Hij wil terugkomen. Wat rot nou voor je.' Ik zei dat ik
het begreep. Martin bracht me weg naar het station. Ik keek
nog even om naar zijn auto, hij zag me niet meer. De trein
was stampvol, de reis duurde lang. Thuis nam ik een douche en
haalde eten, sherry en wijn in de supermarkt. Die avond
dronk ik teveel en braakte alles uit.
Ik voelde een zwaar gewicht boven op me. Met veel
inspanning kon ik mijn armen bewegen en zocht met mijn handen
naar een rug, naar heupen, naar het geslacht. Het lichaam
drukte mijn borstkas in, ik kon het niet wegduwen. Ik kreeg
geen adem meer. Met grote moeite kreeg ik mijn ogen open,
mijn handen waren om mijn hals geklemd. Scherp scheen de zon
naar binnen. Mijn hoofd bonkte, mijn botten deden pijn.
'Wat zie je eruit', zei mijn hospita toen we koffie
dronken. Ze schudde haar grijze hoofd toen ik over Martin
vertelde, over de poedel en de terugkeer van de verloren
vriend. In de vensterbank pronkte nog weken de kerstster.
Olaf Korder
|